Kiespijn, een klein leed in deze tijd. In andere tijden ook overigens, maar dat maakt het niet minder pijnlijk. Je kijkt het een paar dagen aan. Je wil de tandarts, die alleen geopend is voor spoedgevallen, immers niet lastig vallen met je kleinzieligheden. Wat is precies een spoedgeval? Je gaat er vast niet dood aan, aan kiespijn.

Na je derde stripje ibuprofen in evenzoveel dagen dringt het langzaam tot je door dat je dit niet gaat trekken tot 6 april. Laat staan tot 1 juno. En werd het gebruik van ibuprofen ook niet juist afgeraden in tijden van corona? Niet bewezen en half ontkracht, maar toch.

Toch maar de tandarts bellen dan: ‘Bent u niet ziek, meneer? Verkouden? Koorts? In aanraking geweest met iemand die Corona heeft? Toevallig onlangs in China, Italië of Brabant geweest?’ Op alle vragen nee. Nou ja, je bent elk jaar van oktober tot half april verkouden, zoals iedereen in Nederland, maar dat vertel je de assistente voor het gemak maar even niet.

‘Oké meneer, vanmiddag om 2 uur kunt u langskomen.’ Top. ‘Oh, nog één dingetje: u moet wel aantonen dat u geen koorts heeft.’ Euh oké, maar hoe dan? ‘Nou, even met de thermometer naar binnen, meneer.’ Maar je hebt geen thermometer en je vreest dat ze overal uitverkocht zijn. ‘Sorry meneer, zonder de uitslag van uw temperatuur kunnen we u niet helpen.’

Nou, dan maar op thermometerjacht. Je fietst half Amsterdam af: Kruidvat, Etos, Appie, apotheek. Nergens. Uiteindelijk is het raak bij een apotheek in je geliefde Oost, waar toevallig net een nieuwe lading thermometers geleverd wordt. Geluk zit net als pech in een klein hoekje.

Die thermometer maar naar binnen dan. 37℃, heel netjes. Je belt de tandarts met het heuglijke nieuws. ‘Prima meneer, tot vanmiddag.’ ‘Oh nog één klein dingetje, in verband met Corona dient u direct af te rekenen. Is dat een probleem?’ Euh ja, dat is wel een probleem ja. Je bent namelijk ZZP’er en … U snapt het wel. Maar je hebt geen keus en zo prijzig zal het vast niet zijn.

Eenmaal in de stoel. ‘Dat is een serieuze ontsteking meneer, u had niet later aan de bel moeten trekken. Dat wordt een wortelkanaalbehandeling.’ Euh oké, dat klinkt niet heel relaxed. Wat kost dat? ‘600 Euro, meneer. Direct betalen.’ Toch iets prijziger dan je had verwacht in deze onzekere tijden. En je verzekering blijkt slechts 150 Euro te vergoeden.

Is er geen andere optie? ‘Die is er wel, maar heeft niet mijn voorkeur. Namelijk de kies met ontsteking en al eruit trekken. Kosten, 200 euro’. Mag je daar misschien even over nadenken en maandag terugkomen? Je overleeft het vast nog wel een paar dagen op ibuprofen. ‘Dat gaat helaas niet meneer, de ontsteking is dusdanig dat u direct geholpen moet worden. Dus u moet nu een keuze maken.’

Tja, wat kies je dan? Je kies of toch de hoop dat je volgende maand je huur nog kunt betalen? Het is eigenlijk geen keuze, een wortelkanaalbehandeling kun je op dit moment financieel niet lijden. Dus daar zit je dan een paar uur later, een scheef hoofd van de verdovingen rijker en een kies armer. Ach, zo lang het bij een kies blijft …

Kiespijn in tijden van Corona. Je kunt het missen als … Ach, je weet wel.

We komen met een groepje studenten bij het, ietwat verpauperde, voormalige schoolgebouw aan. Van buiten ziet het er niet erg aantrekkelijk uit, het complex lijkt verlaten en overal ligt vuilnis. Eenmaal binnen moeten we onze naam noteren en wordt gevraagd wat we komen doen. We antwoorden dat we voor de taalles komen zoals ons is aangeraden, want van pottenkijkers is men niet gediend. Laat staan van studenten die vluchtelingen komen interviewen. In de aula van de school is het rustig, hier en daar zitten wat mannen een kopje koffie te drinken. Wij lopen door naar een klein klaslokaaltje om kennis te maken met een paar Syrische vluchtelingen. Het zijn mannen van middelbare leeftijd die ons hartelijk de hand schudden en ons in gebrekkig Nederlands begroeten. We spreken af dat de vluchtelingen ons de noodopvang laten zien en dat we ondertussen een gesprek kunnen voeren. In het Nederlands, want het moet wel leerzaam zijn voor de Syriërs.

Vluchteling S. gaat met mij mee. S. lacht vriendelijk, maar komt in het begin een beetje verlegen over. Ik probeer hem op zijn gemak te stellen door over koetjes en kalfjes te praten. S. vertelt dat hij het wel naar zijn zin heeft in Nederland, Amsterdam lijkt volgens hem wel een beetje op  de stad waar hij vandaan komt. Hij is nu zo’n vier maanden in Nederland en kan zich al aardig verstaanbaar maken in het Nederlands. Af en toe gebruikt hij Google Translate als hij er niet uitkomt. S. komt uit het Noorden van Syrië en spreek vloeiend Arabisch en Aramees. Met het koude weer heeft hij geen probleem, in Noord-Syrië is het momenteel nog kouder. We besluiten dan ook naar buiten te gaan. Een paar mannen staan te roken, het zonnetje schijnt. S. begint zich duidelijk beter op zijn gemak te voelen. Hij vertelt dat hij in Syrië met machines werkte en dat hij dat hier ook wel weer zou willen doen. In de noodopvang heeft hij niet zoveel te doen, de taalles is een welkome afwisseling en hij is blij eens met iemand anders te kunnen praten. Soms gaan ze met een groepje de stad in, maar het grootste gedeelte van de dagbesteding bestaat uit verveeld rondlopen en hangen.
Terwijl ik even een praatje maak met een andere man, heeft S. 4 foto’s uit zijn portemonnee getoverd. Het zijn foto’s van zijn twee dochters, zijn zoontje en van Jezus. Hij vertelt met enige trots dat hij christen is. Zijn vrouw en kinderen zijn nog in Syrië en hij maakt zich zichtbaar zorgen over hun lot. Hij vertelt dat het Noorden van Syrië een erg gevaarlijk gebied is dat grotendeels in handen is van Daesh (Islamitische Staat) en Jahbat al Nusra (aan Al Qaeda gelieerde groep in Syrië). Hij mompelt iets over enorme bedragen die christenen moeten betalen om hun vrouwen uit handen van de extremisten te houden, maar het verhaal blijft een beetje vaag. Hij hoopt dat zijn vrouw en kinderen snel naar Nederland kunnen komen, maar hij ziet het somber in. Hoe moeten ze Nederland ooit bereiken? De routes van de vluchtelingen blijken nogal te verschillen. S. is op een gammel bootje via de Middellandse Zee naar Europa gekomen. De man die bij ons staat zegt dat hij met het vliegtuig vanuit een vluchtelingenkamp in Libanon naar Turkije is gereisd. De verdere route bestond uit lange wandeltochten, busreizen en ten slotte met de trein van Duitsland naar Nederland. Want Nederland was het beloofde land, daar moesten ze heen. Dat werd hen in Syrië al verteld. Uiteindelijk kwamen ze aan op het centraal station van Amsterdam, waar ze werden ontvangen en verder geholpen.
Het wordt een beetje koud buiten en S. en ik besluiten weer naar binnen te gaan. S. is inmiddels over zijn verlegenheid heen en vertelt honderduit. Ik vraag hem of hij uiteindelijk weer terug wil naar Syrië, mocht er een einde aan de oorlog komen. Hij mompelt dat het voor christenen in Syrië niet makkelijk is, maar geeft geen duidelijk antwoord. S. kijkt om zich heen en vertrouwt me zachtjes toe dat hij Assad steunt. Daesh en Jahbat al Nusra zijn verschrikkelijk, ze terroriseren de regio en hebben het vooral gemunt op de christenen. Assad daarentegen was goed voor de christenen. ‘Ik houd van Assad’, fluistert hij in mijn oor terwijl hij een arm om me heenslaat om zijn empathie voor de Syrische president te tonen. Hardop zeggen durft hij dat niet want de meeste mensen hier in de noodopvang haten Assad.

Op dit moment worden we onderbroken door een vrouw van de organisatie. Ze zegt dat ze gemerkt heeft dat wij toch te veel gevoelige gespreksonderwerpen aankaarten en dat het gesprek bij deze is beëindigd. Verder drukt ze me op het hart om niets wat hier besproken is naar buiten te brengen. S. kijkt me dankbaar aan dat hij zijn verhaal mocht doen en we nemen hartelijk afscheid.

Jaap van Ark

Dit artikel verscheen eveneens in de herfsteditie van de Studentenkortingskrant

Toen ik drie jaar geleden besloot om aan de universiteit te gaan studeren had ik als doel de wetenschap dichter bij ‘het gewone volk’ te brengen. Hoe naïef. Inmiddels ben ik van mening dat dit doel naast onmogelijk ook nog eens onwenselijk is. De wetenschap moet juist boven de maatschappij staan.

Leg maar eens aan de gewone man, wie dat ook moge zijn, uit wat de beginselen van wetenschap zijn. Dat veel wetenschappers geloven dat er geen objectieve wereld bestaat buiten de menselijke waarneming. Dat er helemaal niet zo’n duidelijk onderscheid is tussen feiten en meningen en ga zo maar door. De gewone man snapt het niet, het interesseert hem niet en bovenal wil hij het niet snappen. De gewone vrouw uiteraard wel, maar dat geheel terzijde. Ik probeer vaak met het voorbeeld van kleur uit te leggen dat onze kennis eindig is. Neem een blauwe bal: we kijken naar hetzelfde, we noemen het hetzelfde, maar zien we ook hetzelfde? Deze vraag is niet te beantwoorden, het ligt buiten onze kennis. Maar wat heb ik eraan omdat te weten?, is de vraag die je dan voor je kiezen krijgt. En probeer die vraag maar eens op een simpele manier te beantwoorden. Dat het überhaupt nog maar de vraag is of er zoiets als nut bestaat. Dat eigenlijk alles wat wij doen zinloos is, maar dat juist die zinloosheid het leven zin geeft. Dat wij in onze huidige maatschappij met nut vooral economisch gewin bedoelen en dat deze vorm van nut niet per definitie goed hoeft te zijn.

En daar zijn we aangekomen bij het hippe en door velen zo gehate woord in de huidige tijd – rendementsdenken. Ik wil me echter richten op één van de pijlers binnen deze manier van denken, namelijk valorisatie. Valorisatie is de idee dat kennis toepasbaar, oftewel nuttig, moet zijn voor de maatschappij. Dat klinkt heel plausibel, de maatschappij steekt immers geld in de wetenschap en daar wil het wel wat voor terug. Er zijn tegenwoordig dan ook projecten waar mensen democratisch kunnen stemmen over welke onderwerpen de wetenschap zich gaat buigen. U vraagt, de wetenschap draait. Het is echter totaal onwenselijk dat de gewone man bepaalt wat de wetenschap bestudeert. Hij wil namelijk vastigheid en zekerheden in dit leven en geen existentiële twijfel. Wetenschap is gebaseerd op intellectuele moed, de moed om altijd maar weer te vragen waarom. De moed om heilige huisjes omver te trappen. Denkt u dat één gewone man, of zelfs één machthebber, Galileï aangespoord heeft om te onderzoeken of onze wereld wel echt het middelpunt is van ons zonnestelsel? De vraag stellen is hem beantwoorden. Wetenschap bedrijven is geen democratie, wetenschap bedrijven is geen middelmaat – wetenschap bedrijven is aristocratie, wetenschap bedrijven is alleen voor de allerbesten.

Het is aan de intellectuele elite om de gewone man te verheffen, alleen dan kunnen we onze samenleving verder brengen. Het is niet aan de intellectuele elite om zich te verlagen, maar aan de gewone man om zich te verheffen. De drempel tot wetenschappelijk onderwijs moet niet omlaag, maar juist omhoog. Het is juist de bedoeling dat hoger onderwijs ontoegankelijk is, in die zin dat het alleen is weggelegd voor de allerslimsten. Slim zijn is overigens niet genoeg, intellectuele moed en intrinsieke motivatie zijn minstens zo belangrijk. Degenen die deze eigenschappen niet bezitten horen niet in het wetenschappelijk onderwijs thuis. Hup, naar het beroepsonderwijs. Op het HBO kun je heerlijk ‘nuttig’ bezig zijn en je kunt het ook nog uitleggen aan de gewone man. Het wetenschappelijk onderwijs is veel te groot geworden, iedereen die tot drie kan tellen is er welkom. Niet kwantiteit, maar kwaliteit moet de essentie zijn. De academie moet een broedplaats zijn voor intellect dat boven de maatschappij staat, los van rendementsdenken en economisch nut. Iedereen in onze huidige maatschappij wordt al gedreven door economische motieven, laat de wetenschap zich drijven door niets dan nieuwsgierigheid. Wetenschap is elitair en zinloos, tenminste dat zou het moeten zijn.

The Streets of Marrakech

Geplaatst: juli 20, 2015 in Me - Myself and I

Travelling is the only thing you buy that makes you richer, is what they say. And yes it’s true, travelling teaches you more than the best university can do.

One of the most important things I learn every day in the streets of Marrakech is how rich I am in a material way. I’m not really interested in material wealth. Why not? Because I’m a good man? No, because I don’t have to worry about it. I don’t even have to think about how to get my food and find a place to sleep. Here I see beggars on every corner of the street: mothers with children, blind people, old people and many more. Sometimes I stop to give some money, but I don’t know where to start and I don’t know where to end, there are too many. Most of the times I walk on, I try to ignore the begging eyes. And it breaks my heart, over and over again. I can’t give every beggar money, but the least I can do is create awareness. That’s what the people do here during Ramadan, they fast to feel what the poor people feel and give extra to charity. Can you imagine what it’s like to drink no water for 16 hours with temperatures above 40 degrees Celsius? I can’t, but I really respect it. I’m not religious and I don’t like the obligatory part, but I think it’s a great thing to show solidarity with the poor. Definitely something we can learn from, in the West.

Walking on the streets of Marrakech makes me feel rich and selfish, what a bad feeling that is.

_dsc2119b_0De eerste ervaringen zijn op z’n zachtst gezegd overweldigend, maar ik voel me hier inmiddels al helemaal op m’n plek. Als je de oude stad, de Medina, van Marrakech binnenloopt heb je enerzijds het idee dat je 50 jaar teruggaat in de tijd, maar anderzijds zijn alle moderne gemakken aanwezig. Kortom, een geweldige ervaring.

Het eerste wat opvalt is de enorme chaos en drukte op straat, de brommers/motoren razen je aan alle kanten voorbij, zelfs door de smalste straatjes. Je komt er al gauw achter dat het wel georganiseerde chaos is, ongelukken vinden zelden of nooit plaats. Tijdens mijn eerste rondje door de Medina kreeg ik al hasj en viagra aangeboden, ik heb vriendelijk bedankt. Het is de vastenmaand Ramadan, dus overdag slapen en chillen de locals en als de zon onder gaat komt het echt tot leven op straat. Uiteraard vast ik mee, zo heb ik de heenreis ruim vier! uur gevast. Wat een respectvolle knul ben ik toch. Zelfs in de plaatselijk sportschool heb ik een poging gewaagd om niet te drinken, maar dat ging me net te ver. De meeste avonden ‘ontbijt’ ik met m’n plaatselijke familie, om 19.45 uur gaat de zon onder en dan is het tijd voor een feestmaaltijd met Marokkaanse specialiteiten. Het lokale voedsel is over het algemeen heerlijk, al mag er wat mij betreft wat minder zoetigheid geserveerd worden. Daarna gaan de meeste locals de straat op om te bidden, thee te drinken en te kaarten tot de zon weer opkomt rond 03.45 uur. De meeste mannen en jongens dragen dan een djellaba, een islamitisch gewaad. Zo zat ik zaterdagavond in een café met allemaal mannen in jurken de finale van de Copa America te kijken. Voetbal laat zich niet tegen houden door een beetje religie.
De mensen zijn erg vriendelijk. Op straat is het echter moeilijk in te schatten of dit oprecht is of dat ze iets aan je denken te verdienen. Als je de mensen eenmaal kent zijn ze enorm hartelijk en laten ze geen mogelijkheid onbenut om te knuffelen. In het begin is dat nogal wennen voor een nuchtere Hollander, kan ik je melden. Nu we het toch over knuffelen hebben, Marokkaanse vrouwen zijn over het algemeen beeldschoon. In de Medina zijn bijna alle vrouwen gesluierd dus ze geven weinig van hun schoonheid prijs. Maar die ogen… Die adembenemend mooie ogen… Ze kijken je soms verlegen en soms zelfs een beetje ondeugend en brutaal aan. En ik? Ik sta meestal met een mond vol tanden, geen idee hoe ik moet reageren. Soms verzamel ik al mijn moed en stamel ik ‘Salam Aleikum’, een verlegen glimlach die m’n hoofd op hol brengt is het antwoord dat ik krijg. Daar moet ik het mee doen, voorlopig. Ik ben overigens een regelrechte hit op Tinder, maar dat geheel terzijde.
Ik heb inmiddels Arabische les gevolgd, dus ik kan mee een beetje verstaanbaar maken. Men spreekt hier Darija, de Marokkaanse versie van het Arabisch. Zelf geef ik Nederlandse les aan locals, de studenten zijn enorm leergierig en vragen me het hemd van het lijf. De meisjes willen vooral lieve woorden leren om te zeggen tegen Nederlandse jongens. De jongens vooral slechte woorden, het diepzinnige ‘****** in de keuken’ is ook hier een befaamd Nederlands gezegde. Uiteraard ken ik m’n verantwoordelijk als leraar en werk ik hier niet aan mee.
De islam is hier overal aanwezig, vooral tijdens de Ramadan is het erg druk bij de vele Moskeeën die Marrakech rijk is. Helaas zijn toeristen en buitenstaanders niet welkom in de moskee, zoals bijvoorbeeld in Istanbul wel het geval is. Je kunt vanaf een afstandje kijken hoe de gelovigen buiten de moskee bidden, maar als je te dichtbij komt word je tegengehouden door agenten met imposante machinegeweren. De angst voor IS houdt ook Marokko in zijn greep en met name de moskeeën zijn zwaar beveiligd. Deze zien er overigens een beetje calvinistisch uit, dat wil zeggen dat het gebedshuizen zonder poespas zijn. Soms kun je alleen aan de minaret zien dat het een moskee is. De gebouwen in de oude stad mogen niet boven de minaret uitstijgen, dus er is weinig hoogbouw. In het nieuwe gedeelte van de stad is op gebied van architectuur en vrouwen alles anders, maar daarover volgende week meer.

De ervaringen zijn gewoon te veel om allemaal hier neer te pennen, of in ieder geval wil ik jullie dat niet aandoen. Ja ik ken jullie, te veel informatie in één keer kunnen jullie simpelweg niet verwerken.
Daarom: tot volgende week, of tot ooit.

Inshallah